Regels

Ik heb het al vaker gezegd, maar nu ervaar ik het weer eens aan den lijve;

Bij het weghalen van de tumor, wat uiteraard nodig was en gelukkig goed is verlopen, is er meer bij me weggehaald. Meer dan me lief is. Meer dan ik na de operatie heb kunnen overzien.

Die “vreselijke onaardige gast” in mijn hoofd mag dan goed van aard geweest zijn, echt veel goeds brengt hij me achteraf niet.  Door tijden in mijn hoofd te hebben “huis gehouden”, is de schade nu dusdanig, dat het arbeidsdeskundig rapport uitwijst dat ik mijn vak niet meer kan uitoefenen. En dit zwart op wit lezen is enorm confronterend.

Mijn vak wil in deze meer zeggen dan (zomaar) werk … het is MIJN PASSIE. Nu mag jij me zeggen hoe goed aardig “die gast” is geweest. En mag je me ook vertellen hoeveel geluk ik heb gehad. Want dat is wat er vaak  (overigens goed bedoeld) tegen me gezegd wordt.

Dit klinkt negatief uit mijn mond, dat realiseer ik me heel goed. Past eigenlijk niet zo bij mij. Maar ik ben pissed. Ik ben gefrustreerd, ik ben verward … ik ben momenteel zo’n beetje alles door elkaar. Het meest nog ben ik  teleurgesteld in de Nederlandse wettelijke regelgeving (omtrent arbeid). Blijkbaar is het beter om jezelf te laten afkeuren dan dat je jezelf volledig inzet om je werk op een passende wijze te kunnen blijven uitvoeren. Waardeloos !!!

Ik ben niet bekent in heel deze regelgeving. De energie ontbreekt om me hier volledig in te verdiepen. Ik weet wel dat ik altijd keurig netjes premies heb betaald. Me netjes aan de regels heb gehouden en dat ik hier uiteraard niet vrijwillig voor gekozen heb.

Weet je wat ik wil? Ik wil gewoon een paar uurtjes in de week mijn passie kunnen uitvoeren… dat is mijn keuze. Dat dit door beperkingen niet meer kan in de oude vorm, daar kan ik mee leven, daar heb ik me inmiddels bij neergelegd. Dit betekent echter niet dat ik naar mijn mening niet meer in mijn vakgebied zou kunnen werken. Regels zijn regels.  Maar regels zijn er ook om gebroken te worden … zei de “Eigenwijze”.

IK VIND EEN WEG, OF IK MAAK ER ZELF EENTJE, MAAR KOMEN DOE IK ER.